Wielrennen is een kwestie van conditie en doorzettingsvermogen, maar zeker ook techniek. Als je deze techniek van het sturen, remmen, afdalen en schakelen goed onder de knie hebt kun je veel makkelijker meekomen in het peloton en bespaar je veel energie. In deze eerste techniek blog verdiepen we ons op de basis: bochtentechniek voor de wielrenner.

1. Rem voor de bocht. Zorg ervoor dat je voor de bocht al geremd hebt en dat je de bocht in gaat met het juiste tempo. In de bocht bijremmen doe je dus alleen in het uiterste geval.
2. Neem de bocht volgens het buiten-binnen-buiten principe. De bochten op je wielrenfiets neem je net zoals bij het autoracen, karten en motorrijden. Begin aan de buitenkant, probeer zo dicht mogelijk bij de binnenkant van de bocht te komen en eindig weer zover mogelijk aan de buitenkant van de weg. Voorbeeld:
3. Strek je buitenbeen en zet daardoor zoveel mogelijk druk op je buitenste trappen. Hiermee is je lichaam gecentreerd boven je wielrenfiets en ben je stabiel.
4. Steun op je binnenste stuurbeugel in combinatie met je gestrekte buitenbeen, waardoor je lichaam mooi in balans is.
5. Kijk door de bocht, naar het punt waar je naar toe wil. Maak dus niet de fout door naar je voeten of de grond te kijken, want in een scherpe bocht kan het dan wel eens voorkomen dat je een voetje aan de grond moet zetten. Wanneer je naar het punt kijkt waar je heen fietst heb je automatisch ook een betere lichaamshouding.